04 nov 2024
Jannetta Bos is psychotherapeut en seksuoloog NVVS en heeft jarenlange ervaring in het behandelen van getraumatiseerde mensen. Ze is 14 jaar werkzaam geweest bij GGZ-Noord-Holland Noord onder andere in het zorgprogramma complex trauma en persoonlijkheidsproblematiek. Daarnaast heeft ze 12 jaar tot aan haar pensioen bij ARQ Centrum '45 gewerkt met mensen die slachtoffer zijn geworden van oorlog, vervolging en geweld en op de polikliniek en dagbehandeling traumatische rouw.
Bij RINO amsterdam verzorgt Jannetta de cursus ‘Introductie Beknopte Eclectische Psychotherapie bij PTSS (BEPP)’. BEPP is een therapie waarin de cliënt een actieve rol speelt bij de verwerking van trauma, door middel van schrijfopdrachten, persoonlijke rituelen en het meenemen van herinneringsvoorwerpen. Deze behandelmethode is inmiddels opgenomen in de zorgstandaard Psychotrauma- en stressor gerelateerde stoornissen. In dit interview vertelt Jannetta niet alleen meer over deze behandelmethode, maar ook over haar ingrijpende werk in oorlogs- en conflictgebieden.
De BEPP staat bekend als ‘therapie van nabijheid’. Wat wordt hiermee bedoeld?
We hebben het als ondertitel gekozen toen we het protocol herschreven in 2024. Intermenselijk trauma – psychische schade die ontstaat door negatieve of traumatische ervaringen tussen mensen – verandert veel in de blik op andere mensen, jezelf en op de wereld. Als therapeut probeer je zo nabij mogelijk te komen om die blik te herstellen; het contact wat jij aanbiedt kan de cliënt aangrijpen als herstelmogelijkheid.
Bij bijvoorbeeld EMDR heb je als therapeut veel meer afstand tot het trauma. In de BEPP-methode ga je in de tegenwoordige tijd heel dicht naar het trauma toe. Je kijkt naar hoe iemand zich nu voelt, wat het lichaam voelt en wat diegene denkt. Je moet als therapeut heel nauwkeurig kijken en het verhaal door je heen laten gaan. Misschien merk je dan wel op dat er iets wordt vermeden bijvoorbeeld. Een kerngedachte binnen de BEPP is dat mensen hun trauma niet kunnen verwerken, omdat ze bang zijn voor de emoties die erbij komen kijken. We zien dat als de cliënt dicht bij die emoties van verdriet en boosheid komt, dat diegene het trauma beter achter zich kan laten. Mensen zijn bang dat als ze eenmaal beginnen met huilen, ze niet meer kunnen stoppen. Ik zie het als een groot voorrecht om als therapeut samen met mijn cliënten naar die emoties te mogen gaan; naar dat deel waar mensen liever niet over vertellen. Vaak is er isolement ontstaan, omdat mensen het gevoel hebben dat ze niet over gebeurtenissen als marteling, incest en seksueel geweld mogen praten. In de therapie doe je dit dan toch.
Die nabijheid zit ‘m ook in de betekenisverlening en levensvragen waar mensen mee komen te zitten nadat ze zo’n trauma hebben meegemaakt. Vragen zoals: kan ik nog in God geloven? Hoe komt het dat mensen in staat zijn om anderen zulke dingen aan te doen? Ik heb daar geen antwoorden op, maar we kunnen wel samen stilstaan bij de levensvragen die ontstaan na zulke ingrijpende gebeurtenissen. Ook dat is weer nabijheid. We staan er samen met rust en verdieping bij stil.
Waarin onderscheidt de BEPP-methode zich ten opzichte van andere traumatherapieën?
De cliënt is heel actief in deze behandeling en neemt een herinneringsvoorwerp mee waardoor de traumatische ervaring heel dicht bij het hart komt. Bij vluchtelingen is zo’n voorwerp er soms niet meer, maar dan kan het ook een gerecht zijn waarvan de geuren herinneringen oproepen of we zoeken iets op Google. Ook gaan we aan de slag met schrijfopdrachten.
Wat ook bijzonder is, is dat we de therapie afsluiten met een ritueel waarin een handeling wordt verricht. Met zo’n ritueel maakt de cliënt weer een stap naar het leven, omdat het voorheen zo beperkt werd door de gevolgen van het trauma. Dit kan bijvoorbeeld een uitje zijn met een vriend of vriendin of een bezoekje naar de speeltuin met hun kind. Het hoeft allemaal niet groots te zijn.
In de cursusomschrijving lezen we dat deze behandelmethode wordt ingezet bij de mentale zorg van politiepersoneel en andere geüniformeerde beroepsgroepen. Waarom wordt de BEPP specifiek toegepast bij deze beroepsgroepen, en denk je dat deze behandelmethode terrein gaat winnen in het reguliere circuit van traumabehandeling?
Het is begonnen met professor Berthold Gersons die op het AMC deze behandelvorm heeft toegepast bij politieagenten, toen nog zonder exposure. In die doelgroep komen ongelooflijk veel trauma's voor. Er werd heel goed op de behandeling gereageerd – mensen voelden zich weer mens en voelden zich begrepen, maar bleven wel last hebben van herbelevingen. Toen is er exposure aan de behandeling toegevoegd waarna je mensen echt zag opknappen. De BEPP is inmiddels opgenomen in de zorgstandaard Psychotrauma- en stressor gerelateerde stoornissen naast Imaginaire Exposure, CGT en EMDR en is ook inzetbaar bij een bredere doelgroep. Bij ARQ kan BEPP worden ingezet bij de behandeling van getraumatiseerde vluchtelingen.
Het is eigenlijk de minst bekende vorm van behandeling terwijl het zo'n mooie behandelmethode is. Ik hoop dat meer mensen het gaan leren, omdat je steeds verfijnder kan aansluiten bij dat wat de cliënt nodig heeft. Er zijn natuurlijk ook mensen die gewoon zeggen: ik wil traumabehandeling en dat zo snel mogelijk. Daarbij speelt die betekenisverlening, waar ik het eerder over had, veel minder een rol. Voor mensen die actief willen werken aan hun trauma is dit een heel geschikte behandelvorm. En hoe meer je kan bieden als therapeut, hoe meer opties je je cliënt geeft.
Op 1 oktober was het dit jaar Diversity Day en ook bij RINO amsterdam stonden we stil bij diversiteit en inclusie. Jeroen Knipscheer, onze plaatsvervangend hoofdopleider van de opleiding tot Psychotherapeut en expert op het gebied van diversiteit, opende het lunchevenement met een presentatie over diversiteit. In zijn presentatie ging hij onder andere in op diversiteit binnen het ggz-onderzoeksveld, en vooral op het gebrek daaraan. De overgrote meerderheid van ggz-onderzoek is namelijk WEIRD. Dit houdt in dat onderzoeken voor het grootste deel worden verricht in zogenoemde Western Educated Industrialized Rich and Democratic landen.
Je werkt al heel lang met slachtoffers van oorlog en geweld. In veel van deze oorlogsgebieden heb je te maken met mensen die niet opgegroeid zijn of wonen in WEIRD-landen. Hoe bereid je je voor op werken in zulke gebieden?
Ik werk onder andere nog steeds in Rwanda met genocide-overlevenden. We hebben daar een contactpersoon die aan de stichting verbonden is. Ik had hem gevraagd om de plek waar ik naartoe ga te bezoeken en om daar interviews te houden om erachter te komen wat die mensen echt nodig hebben. Nou, daar kwamen hele mooie dingen uit. Mensen zeiden bijvoorbeeld: ik wil meer begrijpen over de klachten die ik heb, omdat ik daar niks van snap. Sommige mensen wilden hun eigen ervaringen gebruiken om anderen te helpen, maar wisten niet hoe ze dat moesten aanpakken. Je moet heel eenvoudig dingen kunnen uitleggen, heel goed aansluiten bij de levenservaringen van mensen zelf en een sfeer creëren waarbij ze hun verhaal gaan vertellen. Het is dus niet dat ik spreek en kennis overdraag en de ander maar moet luisteren. We zijn continu in gesprek, het is een dialoog.
Daarnaast werk ik met een tolk, zodat mensen in hun eigen taal hun verhaal kunnen doen. Met de tolk moet ik goed afstemmen of hij/zij bepaalde woorden wel kent. Het kan zijn dat er bijvoorbeeld een taboeonderwerp als seksualiteit ter sprake komt. Welke woorden gebruik je dan? Mag ik het woord ‘vagina’ gebruiken? Moet ik een ander woord gebruiken? Dat hoort allemaal bij de voorbereiding.
Zijn er bepaalde uitdagingen waar je tegenaan loopt als je in het buitenland werkt?
Het is geen journaal waar ik naar kijk, ik ben er zelf. Hoe veilig is het om hier te reizen? Artsen zonder Grenzen, waar ik ook voor werk, is gespecialiseerd in veiligheid bieden. Vorig jaar ben ik met ze in Afghanistan geweest en we hielden ons strikt aan de regels van het land: mannen en vrouwen werden apart vervoerd en ik was bedekt gekleed. We doen ons werk en gaan weer terug, tussendoor mogen we nergens heen. Ik mis lichaamsbeweging op zo’n moment en als er internet en elektriciteit is, probeer ik met Nederland in Beweging! toch nog wat te doen.
Het grootste risico van humanitair werk doen in oorlog en conflictgebied is eigenlijk het verkeer. En controles zijn altijd link, omdat je niet weet wat er dan gaat gebeuren. Dat zijn ook hele gevaarlijke momenten voor de bevolking zelf. Altijd kunnen vrouwen weer betast worden.
Wat voor tips heb je voor ggz-professionals die met oorlogsslachtoffers werken?
Pas niet alleen zo goed mogelijk een behandeltechniek toe, maar wees menselijk in het contact. Trauma geeft een verstoring in iemands zelfbeeld en in iemands beleving van de wereld. Een ongedocumenteerd persoon die ik had behandeld, zei een keer tegen me: jij hebt me weer mens doen voelen. Ik denk dat dát de essentie is: wees niet afstandelijk. Je moet niet bang zijn om er voor iemand te zijn, want cliënten gaan jou behoorlijk belangrijk vinden en daar moet je tegen kunnen. En dat ze jou als therapeut gaan vertrouwen is één ding, maar de volgende stap is dat de cliënt ook weer een stap in de wereld zet en anderen leert te vertrouwen.
Je hebt 12 jaar lang bij ARQ gewerkt. Wat is er in die jaren veranderd in de behandeling van trauma en welke rol heb jij daarin gespeeld?
Traumabehandelingen zijn steeds beschikbaarder geworden voor groepen mensen die dat eerder onthouden werd, waarvan we dachten dat ze dat niet aan konden: mensen met een psychose, mensen met een verslaving, mensen die zwakbegaafd zijn, mensen uit andere landen. Het spreken van naasten is ook heel belangrijk en dat is ook onderdeel van de BEPP. Toen ik 45 jaar geleden begon, had je hypnose en prolonged exposure. Dat was het. Er is nu zo veel meer en we mengen soms ook methodes, bijvoorbeeld EMDR en Imaginaire Rescripting.
Bij ARQ was ik expertise teamleider. Ik heb het belang van intensiever behandelen op de agenda gezet en zo gingen bijvoorbeeld twee therapeuten intensief één cliënt behandelen. Ook vond ik het belangrijk om mezelf kwetsbaar op te stellen als teamleider, zodat we morele dilemma’s met elkaar als team konden bespreken. Teams moeten heel veilig zijn daarin. En dat zijn dilemma’s als: kan ik het voor mezelf verantwoorden om een duur sportabonnement te nemen als ik met zo veel cliënten werk die geen geld hebben om eten te kopen? Ga je als therapeut meteen met de behandeling starten of haal je eerst in de kantine een broodje voor je cliënt als je weet dat iemand honger lijdt? Ik vond het belangrijk dat we als team daarover konden praten. Ik heb soms ook geld gegeven aan cliënten, maar dan zei ik dat er een noodfonds was en ik eerst even moest overleggen. Dit soort dingen kan je niemand verplichten en als je zoiets doet, hoe doe je het dan dat een cliënt niet afhankelijk van jou wordt?
Je bent officieel met pensioen, maar zoals we in dit interview lezen, blijf je actief betrokken bij verschillende projecten. Welke ontwikkelingen hoop je nog te zien?
Er zijn twee thema’s waar ik me veel mee bezighoud: walging na seksueel misbruik en omgaan met intimiteit en seksualiteit na seksueel geweld. Ik denk dat als je walging na seksueel geweld bij de PTSS-behandeling betrekt, dit de behandeling kan verbeteren. Daarnaast is het lichaam betrekken in de behandeling ook heel belangrijk.
Er is nog zo veel te ontdekken: wat stuurt nou die PTSS aan? Waar zit het ‘m nou eigenlijk in bij deze cliënt? Hoe kunnen we begrijpen wat er met diegene aan de hand is? Als ik mag dromen, dan zou ik het liefst willen dat er een soort expertisegroep komt die heel breed denkt en waarmee we samen gaan kijken naar mensen die al heel lang lijden en niet vooruitkomen in de behandeling. Wat zouden we dan toch nog kunnen doen voor deze persoon?
Wil je de BEPP-methode leren van Jannetta Bos? Lees dan hier meer over de cursus en bekijk de startdata!
Deel dit artikel
RINO op Twitter
Tweets van @rinoamsterdam