Mevr. M. van Oostendorp (Marije)

Marije van Oostendorp (orthopedagoog generalist en supervisor NVO) is hoofdbehandelaar in de basis-ggz en doet vanuit die functie zowel de diagnostiek als behandeling bij kinderen en jongeren van 4 t/m 18 jaar. Als supervisor NVO helpt zij supervisanten om te leren reflecteren op werksituaties en begeleidt zij het op papier krijgen van de NVO-casus. Tijdens de supervisie worden allerlei werkvormen ingezet om op verschillende manieren met inbreng aan de slag te gaan. Bij Rino Amsterdam verzorgt zij cursussen over dyscalculie. De afgelopen jaren werkte ze onder meer mee aan het ontwikkelen van dyscalculietests zoals de 3DM en de Nederlandse Dyscalculie Screener. Marije is verder auteur van diverse rekenboeken - en methodes.

Waar haalt u de meeste voldoening uit in uw werk?

Het hebben van een leerprobleem is voor een kind zwaar. Het is frustrerend als het ondanks forse inspanningen niet lukt rekenen voldoende onder de knie te krijgen. Zeker als er onbegrip en onkunde is in de omgeving ("denk nou eens na, gisteren kon je het wel"). Het geeft mij veel voldoening om, nadat is vastgesteld wat er aan de hand is, een gerichte behandeling te starten en een kind stapje voor stapje vooruit te helpen. Uitleg geven over dyscalculie aan kinderen, ouders en leerkrachten is daar een belangrijk onderdeel van. Over het algemeen is te zien dat kinderen in de loop van een behandeling meer zelfvertrouwen krijgen, vaak meer plezier krijgen in rekenen en beter kunnen rekenen. Als het beter gaat met de kinderen, zie ik dat ouders en leerkrachten opgelucht zijn en beter in staat het kind te helpen. Als volwassenen ben je vaak ongemerkt meerdere keren per dag aan het rekenen en het is fijn een bijdrage te leveren om kinderen met dyscalculie zelfredzaam te maken in alles wat met getallen te maken heeft.

Waarom geeft u graag les? En waarom bij de RINO?

Een cursus is ideaal om veel mensen te bereiken. Goed aan de RINO-cursussen is dat zij meestal de juiste mix van theoretische achtergrond en een meer praktische invulling hebben. Ik vind het leuk om les te geven aan deze doelgroep, niet alleen omdat ik kennis kan delen en daarmee hopelijk kinderen en leerkrachten kan helpen, maar ook omdat ik zelf geïnspireerd word door de ervaringen van cursisten.

Wat is het belangrijkste wat u wilt meegeven aan cursisten?

Dyscalculie staat vergeleken met dyslexie nog in de kinderschoenen. In het onderwijsveld is er nog weinig over bekend. Ik vind het belangrijk ervoor te zorgen dat orthopedagogen, schooladviseurs en psychologen die vanuit hun werk met kinderen met dyscalculie te maken hebben, weten waar een goede behandeling aan moet voldoen en hoe ze leerkrachten kunnen begeleiden op school. Te vaak zie ik nog kinderen die bijvoorbeeld in groep 8 een rekenboekje krijgen uit groep 6 waardoor ze de aansluiting met de groep volledig missen. Het is niet alleen belangrijk dat een kind de juiste hulp krijgt, maar de omgeving ook.

Hoe ziet uw vakgebied er in de toekomst uit?

Door het ontwikkelen van betere instrumenten om dyscalculie vast te stellen en het protocol dyscalculie dat verspreid is op basisscholen, zal dyscalculie waarschijnlijk meer een rol krijgen zoals dyslexie. Ook op de middelbare school verwacht ik meer aandacht voor dyscalculie en hoe daarmee om te gaan. Zeker nu rekenen een verplicht onderdeel is van het curriculum.

Welke cursus zou u nog graag geven?

Omdat over dyscalculie op dit moment nog te weinig bekend is op scholen, zou ik graag een cursus verzorgen specifiek voor mensen op scholen, zoals IB-ers en RT-ers. Dat zou een nog praktischere cursus zijn, waarin vragen aan bod zouden komen als: wat doe je in de klas om het automatiseren te verbeteren? Wel of geen apart programma? En wat doe je met toetsen?